Het geluk van een accommodatie die aan een doodlopende weg
is met een behoorlijk hoog (gravel…) motorfun karakter? Je moet de volgende
ochtend dezelfde weg weer terug! En dat doen we dan ook met veel plezier, nadat
alle boutjes en schroefjes op de Triumph Thunderbird weer zijn aangedraaid.
Toch knap hoe Johan zich met z’n dikke 1.600 Britse slagkruiser zich weet te
handhaven tussen het geweld van Michiel’s R1200GS Bismarck en mijn F800
Torpedojager ;) Onwillekeurig komt een bekende satire opsteken:… “Whatever you
tell them, don’t mention the war!”
Johan lijkt inmiddels volledig ontketend en terwijl Michiel
de strijd op lijkt te geven, laat ik me niet kennen. Die befokte Toerboer gaat
op zo’n malloot Cruiserblingding mij op de Zuid Afrikaanse Gruispaaien niet
zoek rijden, ammenooit niet! Johan heeft echter al twee eeuwen rijervaring op
dit terrein en blijkt een lastige prooi. Eigenlijk meer omdat zijn achterband,
maatje skippybal, zoveel stof opwerpt dat ik het spoor volledig bijster raak…
We zijn vandaag te gast in de Kob Inn (www.kobinn.co.za) en eigenlijk staat ons een
fantastisch middagprogramma te wachten, maar de weg naar de Kob Inn lijkt
ondanks de geringe afstand, eeuwen te duren. In Willowvale besluiten we een korte
pauze te houden. Willowvale stamt uit de koloniale tijd en de grandeur van dit
dorpje is nog af te lezen van de luxe, grote huizen die er staan; maar die
inmiddels een sterk vervallen indruk achter laten. Willowvale is inmiddels een
typisch Afrikaans dorp geworden die daadwerkelijk BRUIST van het leven. Overal
is wel iets aan de hand, overal lijkt te worden gehandeld en overal schieten
die vermaledijde Toyota taxibusjes als paddenstoelen uit de potholes in het
wegdek.
Vooral de mannen hebben interesse in onze motoren. Of het nu
een Truimph Thunderbird is, of een dikke BMW maakt ze schijnbaar niets uit: ze
willen maar één ding zien en dat is een blik op het dashboard… Hoe hart ‘ie wel
niet kan. Ik laat ze graag in de waan dat de 240 km/h die op het dashboard van
de F800 staat, wel heul errug optimistisch is. We hebben het er niet minder
gezellig om en wisselen onderling beleefdheden uit.
Na Willowvale staat ons nog een kleine 35 kilometer gruispad
te wachten maar na gisteren hebben we het idee dat we alles wel aan kunnen. De
kwaliteit van de weg is wederom subliem – voor zover een gravelweg dit
predicaat mag dragen – en wederom geven we ons helemaal over aan het
meanderende gravellint die over en door de heuvels van de Transkei voert. “Man,
di’s Bevok!” schreeuwt Johan wat zo ongeveer betekend dat ‘ie het erg naar z’n
zin heeft.
De Kob Inn is snel gevonden – niet zo moeilijk, want d’r is
verder niets ander in de buurt – en dit keer zitten we écht aan de Indische
Oceaan. We hebben een fantastisch gezicht op de branding die op de rotsen
beukt; en het nabijgelegen bounty-a-like zandstrand roept maar één ding…: Come,
and get me! Het paradijs bestaat. Zelfs aan het einde van de wereld!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten